Blindgeboren (Johannes 9)
De schrijver van het evangelie naar Johannes heeft een opmerkelijke voorkeur voor mensen zonder naam. Hij heeft daar een bedoeling mee. Johannes is nooit kort van stof. Hij brengt altijd meerdere lagen aan in zijn verhaal. Het bestaat uit zes scènes:
in de hoekdelen gaat het om Jezus en de blinde man die gaat zien, eerst letterlijk, daarna figuurlijk,
daar tussen in staan vier scènes waarin de verwarring groot is:
wie is die blinde man,
wie is die blinde man,
wie is Jezus, kan het wel wat hij doet, op sabbat?
En langzaamaan blijkt dat degene die blind is gaat zien, maar dat wie denken dat ze alles goed zien, in feite blind zijn.
Tot slot: soms gaat het over de Farizeeërs en soms over de Joden, maar met die laatste groep worden in dit verhaal de geestelijke leidslieden bedoeld. Alle mensen in het verhaal zijn immers Joden.
En ja, nu is de vraag van Johannes, wat nu, wie zijn wij, wie willen wij zijn?
Zijn wij als de blinde man die daar in de eerste zin het verhaal binnenloopt.
Tweemaal komt Jezus hem tegen en in beide scènes is er sprake van ontmoeting. In de eerste scène ziet Jezus de man. Zo begint Johannes zijn verhaal: Jezus ziet hem in het voorbijgaan, maar hij gaat niet aan hem voorbij. Het zien van Jezus is een zien dat doordringt tot het hart: hij doet hem wat, deze blinde man en hij bekommert zich om hem. Van aarde en speeksel lijkt hij wat aan te modderen, maar als een ware Schepper in Genesis kneedt Jezus de aarde en maakt hij van de blinde een nieuw mens: hij gaat weer zien.
Later, in de laatste, de zesde scène, zoekt Jezus de man weer op. En opnieuw is er ontmoeting, alleen wordt er nu niet gehandeld, maar gesproken. Het contact wordt verdiept. Het zien uit de eerste scène is een ander zien geworden. Ik geloof, Heer zegt de man. Hij had ook kunnen zeggen: Ik zie, want van de letterlijk vorm van zien, waarnemen, is hij op een dieper niveau gaan zien wie Jezus is. De schellen zijn hem van de ogen gevallen. Jezus is voor hem aan het licht gekomen als degene aan wie hij zich kan toevertrouwen. En nu begrijpt u ook dat dat letterlijke zien uit de eerste scène voor Johannes vooral een opstapje is. Het gaat hem om het ware zien, om de wordende mens die in zijn leven steeds beter gaat zien waar het op aan komt en gaat onderscheiden tussen wat licht is en wat duister is. Zijn wij als deze blinde man die gaat zien? Hij is de mens door wie Johannes aan ons de vraag stelt: en wat ben jij gaan zien, in de ontmoeting met de Heer. Wat heeft dat met jou gedaan?
Of zijn wij eerder als de mensen van de tussenliggende scènes. Daar zien we immers wat de genezing van de blinde met de omstanders doet. Waar Jezus de man werkelijk ziet en ontmoet, zijn zij vooral bezig met de randvoorwaarden. Het gaat niet meer om de blinde man; het gaat om allerlei bijzaken: om wie die Jezus wel is of niet is en of hij niet een zonde begaat door te genezen op sabbat, met welk gezag hij handelt, dat van de traditie en zo niet van wie hij het dan wel krijgt. Ze raken er van in verwarring, worden angstig, boos, en, zoals dat dan gaat, er is een zondebok nodig en dat is de blinde man die weer ziet. Hij moet het ontgelden: nadat er eindeloos met hem heen en weer is gesleept: van de buren en bekenden naar de Farizeeën, via zijn ouders weer terug bij de Farizeeën is het slot van het liedje dat ze hem wegjagen. Zo gaat dat met de mens: iemand moet de prijs betalen voor onze zelfgeschapen verwarring: of het nu de buitenlander is, de vluchteling, de boze witte man, het bedrijfsleven; iemand moet het zijn.
Wie wij zijn? Dat is de vraag. Nu eens herken je jezelf misschien in al die ziende mensen in het verhaal die desondanks blind zijn voor de bemoedigende kracht van het evangelie, dan weer herken je iets van jezelf in de blinde man die gaat zien. Het gaat natuurlijk om het laatste. Mens- zijn is leren zien, vertelt Johannes, en onderscheid kunnen maken tussen licht en duister. Daarvoor heb je iemand nodig die je de ogen opent, die je leert kijken met andere ogen. De blinde man staat er open voor, alle anderen in het verhaal verschuilen zich achter bijzaken. Zij zijn vooral vol van zichzelf. De blinde man is vol van de ontmoeting met Jezus en krijgt het vertrouwen in zijn leven terug.
Johannes 9:35 Jezus hoorde dat zij hem uit de synagoge geworpen hadden, en toen Hij hem gevonden had, zei Hij tegen hem: Gelooft u in de Zoon van God?
36. Hij antwoordde en zei: Wie is Hij, Heere, zodat ik in Hem kan geloven?
37. En Jezus zei tegen hem: Die u gezien hebt én Die met u spreekt, Die is het.
38. En hij zei: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.
39. En Jezus zei: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat zij die niet zien, zien zouden, en die zien, blind zouden worden.