Genesis als eenheid van compositie
Karel Deurloo hield ooit een presentatie, waarin hij de verbanden tussen Genesis en andere latere boeken aangaf. De bijbel is niet chronologisch geschreven, maar eerdere boeken zijn beïnvloed door de inhoud.
De bijbel moet dan ook vanuit het midden worden gelezen. Dat wil zeggen: het volk Israël dat zijn identiteit heeft in de Naam van een specifieke God. De uittocht uit Egypte, de gave van de wet en het land, maar ook zeker de ballingschap zijn de middelpunten, waar veel verhalen naar toewijzen.
Genesis start met de gave van het land dan aan de mens wordt gegeven en dat al resulteert in het vieren van de sabbat. In het Adam en Eva zit ook de verwijzing naar de gave van het land (de tuin) en de wet (de boom van kennis van goed en kwaad). De ballingschap (ook het direct noemen van de rivier Ur) als een verdrijving uit de tuin.
Als Abraham aankomt in het midden van het land, dan heeft hij een gang gemaakt uit Ur de Chaldeeën (zie Jeremia) en een uittocht uit Egypte (Exodus) achter de rug. Abraham en Sarah openen de oren van van Adam en Eva.
Het verhaal van Ezau en Jakob die reflecteert op de verhouding tussen de mens en zijn broeder met Abel en Kain uit Genesis 4. De draagwijdte van Izaak geeft een invulling aan de lijsten van volken in Genesis 5 en 11. Abraham en Lot en de ontsnapping uit Sodom en Gomorra wordt verbonden met de vloed bij Noach. De 70 zielen die uit Jakob voortkomen verbindt de lijst met 70 volken in Genesis 10.
Tot zover Deurloo (zie YouTube). http://fransbreukelman.nl/bestanden/2012/07/1993_interpretatie_deurloo_de_eenvoud_van_genesis.pdf
Het boek Jozua (zie ook de uitleg over Jozua) kan ook als voorbeeld dienen. Het is geschreven als het begin van de intocht, maar Jozua en dus ook de 5 boeken van Mozes kennen al de catastrofe van de uittocht.
Zie ook
Een uitwerking van de structuur van Genesis volgt hieronder:
Genesis is het eerst boek van de bijbel en wordt vaak om zijn historische of onhistorische inhoud bediscussieerd. Ik zie echter geen topic die de literaire structuur bespreekt. Deze structuur wordt aangebracht door het woord: Toledot (verwekkingen). Genesis ontvouwt zich dan als ouverture voor de hele TeNaCH.
De Toledot structuur verdeelt Genesis in elf gedeeltes op basis van de verwekkingen van de eersteling. Elk deel begint met de uitdrukking “Dit zijn de toledot van…” gevolgd door de naam.
Hier zijn de elf delen van de Toledot structuur in Genesis:
1. Toledot van de hemel en de aarde (Genesis 2:4-4:26)
2. Toledot van Adam (Genesis 5:1-6:8)
3. Toledot van Noach (Genesis 6:9-9:29)
4. Toledot van de zonen van Noach (Genesis 10:1-11:9)
5. Toledot van Sem (Genesis 11:10-26)
6. Toledot van Terach (Genesis 11:27-25:11)
7. Toledot van Ismaël (Genesis 25:12-18)
8. Toledot van Izak (Genesis 25:19-35:29)
9. Toledot van Esau (Genesis 36:1-37:1)
10. Toledot van Jakob (Genesis 37:2-50:26)
11. Toledot van Jakob en zijn zonen in Egypte (Genesis 46:8-50:26)
Deze structuur helpt om de belangrijkste verhaallijnen in Genesis te markeren en laat zien waar het in de TeNaCH beginnend met de verwekkingen van de hemel en de aarde (!) op uitloopt, n.l. Israël en hun positie van de eersteling tussen de volken. Bij elke verwekking is het weer de vraag met wie gaat het verder en hoe gaat het verder. (Mattheus zal dit thema oppakken door in hoofdstuk 1 te spreken over de Genesis van Jezus en de lijn van Abraham tot Jozef en Maria te benoemen).
De vraag is, wat is er nu zo bijzonder aan die verwekkingen in Genesis, want daar is nog veel over te zeggen.
Het eerste wat opvalt, is dat Genesis een eenheid van compositie heeft. Er zullen verschillende oudere verhaallijnen samenkomen, maar het zijn geen twee aparte delen. Vaak wordt Genesis 1-11 als een soort oergeschiedenis gezien om dan pas in Genesis 12 de specifieke aartsvaderslijn te beginnen. Nee al vanaf het begin, hebben de eindredacteurs de wording (ontstaan) van Israël (als de gezegende, als de eersteling onder volken in het land dat ze gegeven is) op het oog.
Vreemd is dat er gestart wordt met de verwekkingen van de hemel en de aarde. Kunnen die iets verwekken? Ja en dat is in dienst van de verwekkingen van Adam (de mens) in hoofdstuk 5. Maar voordat we dat horen, moeten de vertellers hiertussen eerst nog wat opmerken over de teloorgang (over het drama) van de verwekkingen van de hemel en de aarde. Genesis 2 heeft het over de mens voor God, Genesis 3 spreekt over de mens als God. In Genesis 2 wordt de mens tot hulp van de medemens, in Genesis 4 wordt de mens moordenaar van de medemens.
Loopt de weg van de mens (als verwekking van de hemel en de aarde) al dood of gaat het verhaal verder met deze mens? In Genesis 5 horen we dan over de verwekkingen van Adam (de mens).
Karel Deurloo zegt het zo:
Genesis kan niet anders dan van het midden uit, van de toewending van de (Gods)Naam tot Israël, en dus in eenvoud gelezen worden.
De gave van het beloofde land aan Zijn volk opent de ogen voor Genesis 1 als goddelijke landgave en wel de gave door de God die in dit verhaal zijn volk al voorgaat in de sabbatsviering (dag 7).
Abraham en Sara openen de oren voor de man en zijn vrouw in Genesis 2 en 3.
Jakob en Ezau voor de man en zijn broeder in Genesis 4.
De verwekking van Izaäk geeft de draagwijdte aan van de lijsten met verwekkingen in Genesis 5 en 11.
De redding van Lot vanwege Abraham uit de catastrofe van Sodom en Gomorra maakt duidelijk waarom er zo uitgebreid over de rampzalige Vloed moest worden verteld. Vanwege de 70 zielen die uit Jakob voortkomen, moest de lijst van 70 volken in Genesis 10 klinken.
Het gaat in Genesis van meet af aan, te beginnen bij de Beth van Beresjiet ('In den Beginne') om die ene en enige, werkelijk Bijzondere, de God van Abraham, Izaäk en Jakob.
Breukelman:
“In het eerste hoofddeel (Gen. 5:1-11:26) gaan we eerst in een reeks van tien geslachten – van Adam tot Noach – de zondvloed tegemoet en komen we vervolgens in een reeks van tien geslachten – van Noach tot Terach – van de zondvloed vandaan.
Het leven van de mensheid wordt ons hier getoond als een leven voor en na de vloed (Gen. 9:28: ‘en Noach leefde na de vloed driehonderd en vijftig jaar’).
Op de hoofdlijn van dit boek wordt ons nu echter temidden van de mensheid van Adam tot Noach en van Noach tot Terach geslacht voor geslacht het leven van elk der vaders van Israël getoond als een leven voor en na de eersteling. “
Die oervloed, daar is wat mee. Lees je steeds dat iemand leefde tot de verwekking van de eersteling, lees je hier dat Noach leefde voor en na de oervloed. Deze grote catastrofe wordt later ook aan Sodom en Gomorra gekoppeld en zal in Joodse oren ook altijd met de ballingschap gehoord worden. Bestaande oude verhalen (ook van omliggende culturen) worden in dienst genomen om het grotere verhaal van Israël te vertellen.
Riemersma:
'Noach leefde na de vloed driehonderd jaar en vijftig jaar.' Waar Noach voor de verwekking van zijn drie zonen met God wandelde (!), horen we die zegswijze niet ook 'na de vloed'. Het zal duidelijk zijn: het gebeuren van de vloed heeft bij Noach voor een diepgaande verandering gezorgd, precies omgekeerd aan Henoch. Waar de verwekking van de eersteling als ook de verwekking van de andere zonen en dochters Henoch deed veranderen van iemand die eerst 'gewoon' leefde om daarna met God te wandelen (!), daar is het bij Noach de vloed die hem van zijn wandelen met God afbrengt om daarna 'gewoon' te leven.
Dat van Noach vervolgens ook niet gezegd wordt zoals van Henoch: 'En hij was er niet meer, want God nam hem op', kan dan ook niet verbazen. Er staat hetzelfde: 'en hij stierf', zoals in Genesis 5 van Adam, Set, Enos, Kenan, Mahalalel, Jered, Metusalech en Lamech meegedeeld wordt.
Er mogen uitleggers zijn die zich verontwaardigd afvragen waarom Noach niet met God in discussie is gegaan over Gods besluit om de mensheid met de aarde te verdelgen (vgl. Abraham bij Gods besluit om Sodom te doen omkeren) ,niet ontkend kan worden dat de vloed en daarmee de vernietiging van de mensheid wel degelijk wat met Noach gedaan heeft. Het heeft hem ertoe gebracht om na de vloed niet opnieuw met deze God die voor deze vloed verantwoordelijk is, te wandelen!’
Wat Riemersma opvalt is dat Noach voor de vloed wandelde met God (zoals Henoch) en dat het woord wandelen ontbreekt na de vloed. Bij Henoch staat het er nog wel. Het is een subtiele woordspeling opgemerkt door Riemersma.
https://www.nicoriemersma.nl/storage/blog/Genealogie_en_Genesis_5._Henoch_en_Noach.pdf
Samenvatting:
Nog een stuk van Klaas Spronk:
De structuur van toledot kent dus steeds dezelfde opbouw:
‘Naam vader’ leefde X jaar, en verwekte ‘Naam oudste zoon’
En ‘Naam vader’ leefde, nadat hij ‘Naam zoon’ verwekt had, Y jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
Al de dagen van ‘Naam vader’ waren X+Y jaar; en hij stierf.
Zo zijn er 10 verwekkingen van Adam tot Noach en 10 verwekkingen van Noach tot Abraham. Het lijken saaie lijsten maar door bepaalde woorden vertelt de verteller toch nog net iets meer. De 7de naam is Henoch en de 9de naam is Lamech. Deze namen komen echter ook al in Genesis 4 voor als het nageslacht van Kain. Ze fungeren echter nu als tegenpolen van hun naamgenoten. Zoals eerder opgemerkt wordt de bovenstaande structuur niet bij Henoch gevolgd. Deze wandelde (ipv leefde) en wordt weggenomen (ipv stierf). De naam van Lamech kwam ook al voor in Genesis 4 als (uitstervend) nageslacht van Kain. Hier gaat het echter verder en wordt de bovengenoemde structuur flink losgelaten.
Genesis 5:28 Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon. Hier dus niet direct de naam van de zoon, maar eerst de aanduiding zoon en daarna volgt pas de naam Noach. Hier gaat het volgens de schrijver dus verder, met deze zoon (deze eersteling). Kijk naar deze zoon en je weet hoe het met de hele mensheid verdergaat (pars pro toto=een gedeelte staat voor het geheel). Het hele motief van zoonschap en wie de gezegende is, wordt later flink uitgewerkt in de Abraham-Izaak-Jakob verhalen. Het werkt allemaal toe naar de opdracht die Israël voor zich zelf ziet: om als representant voor de gehele mensheid tot zegen voor de volken te zijn. De NT schrijvers zien later in Jezus dat zoonschap verder gaan: Markus 1:11 En er kwam een stem uit de hemelen: U bent Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!
Je kunt begrijpen dat als je het NT gaat lezen, dit niet zonder de context van het OT kunt doen.
Maar als we aankomen bij Noach, dan springt het verhaal weer terug naar Genesis 1, de oervloed. God wil de boel terugdraaien en dan wordt het weer Genesis 1:2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed… Toch gaat het verder met die zoon, die Noach en zo zal het later weer doorgaan met Mozes, die ook in een arkje (zelfde woord) drijft op het water van de Nijl.
Noach heeft de betekenis troost en dat zal later ook klinken in Jesaja (40:1) als het volk na de ballingschap een nieuwe start maakt. (Mooi te horen in de Messiah van Händel)
Deze verhalen staan zo in verbinding met elkaar door het gebruik van bepaalde woorden (of getallen).